Faalangstig kind helpen
Pubers met (negatieve) faalangst kun je helpen door zelf vertrouwen in hen te hebben. Laat merken dat jij gelooft dat dingen wél zullen lukken. Reageer positief op wat je kind probeert, en let niet te veel op wat niet lukt. Als kinderen hun best doen is dat altijd goed genoeg.
Positieve verwachtingen
Wees realistisch over prestaties, zonder overdreven te doen, te verbloemen als iets niet lukt of je kind af te kraken.
- Het is verder belangrijk om positieve verwachtingen te hebben: ‘Het gaat je lukken!’
- Zeg dat je merkt dat je kind iets lastig vindt, maar versterk het negatieve gevoel niet.
- Laat geen bezorgdheid merken, maar straal vertrouwen uit.
- Geef je kind regelmatig complimenten als het iets doet wat het moeilijk vindt en niet opgeeft maar blijft proberen.
- Reageer niet negatief als iets niet lukt.
Zelf doen
Zorg dat je kind zelfstandig dingen kan doen. Dagelijkse situaties werken het best: zelf koken, babysitten, boodschappen doen, enzovoort.
Faalangst bespreken
Je kunt de faalangst met elkaar bespreken. Laat je kind daarbij merken dat je het serieus neemt, dat het niet raar is en dat het goed komt.
Hulp zoeken
In overleg met je kind kun je besluiten om een faalangsttest te laten doen, dit kan soms op school. Ook bestaan er cursussen en trainingen om met faalangst om te leren gaan. Huiswerkbegeleiding kan ook helpen. Bespreek met de intern begeleider, mentor of zorgcoördinator op school wat de mogelijkheden zijn.