Leren praten stimuleren
Baby’s leren vooral praten van hun ouders. Hoe meer ze jou horen praten, hoe sneller ze zelf leren praten. Daarom is het goed om veel tegen je kind te praten tijdens de dagelijkse bezigheden. Benoem de dingen die je kind ziet en vertel tegen je kind wat je doet. Ook is het belangrijk om met je kind te spelen.
Praat veel tegen je baby
Het is belangrijk om rustig, lief en vooral veel tegen je baby te praten. Bijvoorbeeld:
- Benoem de personen en de dingen in de omgeving: ‘Daar is (papa) mama!’ of: ‘Kijk, daar is de poes.’
- Vertel wat je aan het doen bent, gebruik hiervoor korte en gemakkelijke zinnen: ‘Nu ga je in bad.’ ‘Wat is het water lekker warm.’
- Praat over wat je kind ziet, hoort, voelt, proeft en ruikt. Zeg bijvoorbeeld: ‘Dat is een auto en die doet broembroem.’ of: ‘Wat is die appel lekker.’
Je kind vindt dat leuk en leert er veel van! Maak hierbij gebruik van verschillende stemhoogtes. Je kind wordt actiever als je met een hoge stem praat, en troosten en kalmeren gaat beter met een lage stem.
Kijk naar je baby
Kijk naar de gebaren en lichaamstaal van je kind. Probeer altijd te begrijpen wat je kind bedoelt. Doe ook de geluiden van je baby na. Kijk naar hem, lach tegen hem, trek gekke bekken en speel kiekeboe. Hierdoor krijgen jij en je kind plezier in het communiceren.
Als je kind foutjes maakt, verbeter die dan niet. Zeg het zelf een keer goed. Als je kind bijvoorbeeld ’tapel’ zegt, kun jij zeggen: ‘Ja, dat is de tafel.’
Speel met je baby
Doe (schoot)spelletjes met je baby. Varieer je stemhoogtes en maak gebaren, geluiden en klanken. Dat vindt je kind leuk en het leert jou en de omgeving daardoor beter kennen. Ook speelgoed dat geluid maakt kan helpen. Zo ontdekt je kind verschillende geluiden. Kinderen vinden ook muziek leuk. Zing gemakkelijke liedjes en beweeg daarbij. Doe ook eens speelgoed (zoals blokken of dieren) in een grabbelzak of doos. Je kind vindt het leuk om voorwerpen uit de doos te halen of er in te stoppen. Vertel je kind wat het doet en oefen daarbij woorden als ‘in’ en ‘uit’.
Boeken lezen
Vanaf ongeveer vier maanden kun je je baby al een boek ‘voorlezen‘. Doe dit niet alleen tijdens de dag, maar ook op een vast tijdstip. Bijvoorbeeld voor het slapengaan. Geef je baby ook eigen boekjes voor in de box van hard karton, stof of plastic.
Vanaf ongeveer negen maanden vindt je kind samen plaatjes kijken in een boek steeds leuker. Vanaf ongeveer twaalf maanden kun je samen plaatjes bekijken en erbij praten en geluiden maken. Bijvoorbeeld: ‘Kijk eens, een eendje. Kwak, kwak, kwak zegt het eendje!’ Ga in op de reacties van je kind op het boek. Het gaat vooral om het samen plezier hebben. Dit heet ‘interactief’ voorlezen. Het wordt dus meer een gesprekje met je kind, dan dat je kind alleen maar luistert. Vooral ‘voelboeken’ of boeken met luikjes die je kind kan openen, zijn heel geschikt voor deze leeftijd.